Na een lange carrière in het voortgezet onderwijs gaat directeur Paul Scharff (66) na dit schooljaar met welverdiend pensioen. We ontmoeten hem op de OSG Hugo de Groot. Een gesprek over leermomenten en toekomstdromen. Maar de vraag wat hij gaat doen na zijn pensioen moeten we niet stellen: “Dat vind ik geen interessante.”
Een zonovergoten dag in mei. De gangen in de Hugo de Groot, een openbare scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs in Rotterdam-Charlois, zijn leeg; de eindexamenleerlingen zijn al vrij, de rest van de leerlingen volgt les.
Paul Scharff begroet ons met uitgestoken hand in de koffieruimte en gaat ons voor naar de machine. We steken maar gelijk van wal: Heeft hij het druk? Glimlachend: “Tuurlijk niet.” Zijn secretaresse zit in dezelfde ruimte en schudt haar hoofd: met moeite vond ze vandaag een gaatje in de drukke agenda van de schooldirecteur.
“Wil je er een toffee bij?”, vraagt Paul. Met twee mokken koffie en een handjevol karameltoffees verplaatsen we ons naar zijn kantoor.
Hij heeft even getwijfeld, geeft hij toe: nu met pensioen, of toch nog een jaartje volmaken? “Nee, ik stop, besloot ik op een zeker moment. En zodra je dat besluit neemt, voelt het goed. De stap zetten, versterkt dat gevoel van bevestiging. De werving voor een nieuwe directeur is net afgerond. Het is goed zo!”
Hoe is het onderwijs in jouw bloed komen te zitten?
“Dat is geen spannend verhaal hoor. Toen ik van de HAVO kwam - ik was de eerste lichting na de invoering van de Mammoetwet - wist ik niet goed wat te doen. Ik had toevallig een 9 voor Frans - dat vak vond ik altijd leuk - en besloot Frans te gaan studeren. Daarna kon je nog maar één ding doen: het onderwijs in! (lacht) Het was geen weloverwogen keuze, maar ik zou het helemaal over doen! Terwijl ik voor die klas met kinderen stond, groeide er een enorme drive in mij. Ik vond het leraarschap heel leuk! Maar het had ook wiskunde of aardrijkskunde kunnen zijn.”
De geboren Amsterdammer kwam op een middelbare school in Haarlem terecht, waar hij zes jaar lang Frans doceerde. “Je liep destijds geen stage, er was geen didactische cursus. Het was een kwestie van doen, van vallen en opkrabbelen, fanatiek worden en jezelf iets aanleren wat werkt. Dat was best uitdagend.”
Na zijn eerste jaren in Haarlem werkte Paul dertien jaar lang op een scholengemeenschap in Almere. “Ik behoorde tot de eerste vijftig inwoners van Almere-stad. Dat was pionieren, ook in de school. We gingen van vijftig naar zestienhonderd leerlingen in een paar jaar tijd, dat gaf oneindig veel kansen! Ik kreeg steeds nieuwe functies. Brugklascoördinator, roostermaker, teamleider, decaan, conrector…”
Was rector worden ooit je ambitie?
“Toen was ik inmiddels wel 40 hoor, ik werkte destijds in Amersfoort… Dat was wederom een heel organisch proces. Of het echt een ambitie was… nee. Ik ben wel iemand die overal wat van vindt; ik zeg dingen, bemoei me overal mee, ben eigenlijk een typische ‘zeur’ - op een gegeven moment brengt dat je ergens omdat mensen denken ‘laat jij dan maar zien hoe het moet’. De school in Almere groeide zo snel; men was druk met het ontwikkelen van een inhoudelijke visie en te weinig met de organisatie. Dat ging goed mis en daar heb ik heel veel van geleerd.
Ik zit graag hoog in de boom, dan kun je jezelf nog wijsmaken dat je iets doet waar mensen echt wat aan hebben.” Hij lacht even hartelijk: “Laat me die illusie in ieder geval houden.”
Na nog een vierjarig rectorschap in Zwolle, wilde Paul naar de grote stad en kwam in Rotterdam op het Libanon Lyceum terecht, waar hij zes jaar zou blijven. Vandaar maakte hij de overstap naar het Erasmiaans Gymnasium, tot hij drie jaar terug besloot om naar Amsterdam terug te keren.
“Al mijn keuzes waren intuïtief”, stelt Paul. “Behalve de keus om van Amsterdam weer terug naar Rotterdam te gaan. Ik woonde destijds al een jaar of tien in Rotterdam en werd gek van het op en neer reizen, van de files. Het was geen gemakkelijke keuze om daar al na één jaar weer weg te gaan. Eigenlijk ook niet netjes, maar ik hield het gewoon niet vol. Ouderdom he... Dus toen de Hugo voorbij kwam nadat mijn voorganger Eric van ’t Zelfde was weggegaan, koos ik voor mezelf.”
Wat heb je geleerd in de jaren?
“In het begin: goed traditioneel onderwijs geven. Maar daarnaast ook dat er niet één waarheid is. Er wordt zoveel gezegd over onderwijs. Het moet gepersonaliseerd of juist niet. Het moet in eigen tempo. Of niet. Digitaal met iPads. Of niet. Groepjes, klassikaal… iedereen vindt er iets van. Als leidinggevende zeg ik: het maakt niet zoveel uit, als je wat je doet maar goed doet.
In mijn jaren voor de klas leerde ik met de jeugd omgaan. Als je maar orde hield, geen klachten kreeg en goede cijfers had, kreeg je alle vrijheid. Bij tachtig procent van de scholen gaat dat nog zo, behalve scholen waar echt een onderwijsconcept leidend is. De meeste leraren bepalen nog zelf welke boeken ze gebruiken, welke werkvormen ze hanteren. Grappig genoeg zie je dat als je leraren de vrijheid geeft, de meesten het op dezelfde manier doen. Als bestuur of schoolleiding zich er niet mee bemoeit, grijpt de beroepsgroep terug naar traditie; we zijn schoolmeester, we gaan vertellen. Wat dat zegt over de kwaliteit van onderwijs… tja.”
Wat is volgens jou goed onderwijs?
“Je moet een manier vinden om kinderen te laten groeien, verbanden te leren zien, hun talent te ontwikkelen en te leren eigen verantwoordelijkheid te nemen en fatsoenlijk met elkaar om te gaan. En dat eindexamen te halen. Daar zit niks spectaculairs bij, wat mij betreft. Leren ze de goede dingen, vinden ze het interessant, hebben ze het naar hun zin en presteren ze - dan ben je toch geslaagd? Hoe je dat bereikt, is niet relevant. Des te mooier als elke leraar dat weer net even anders doet.” Uiteindelijk moet je kinderen nieuwsgierig houden om te leren, benadrukt Paul. “Dat kan op honderdduizend manieren. Dalton, Montessori… Het één is niet beter dan het ander, laten we stoppen dat te zeggen. Die goeroeachtige mensen die dé waarheid verkondigen…” - Paul zucht even en zoekt naar de juiste woorden. “Weet je, het is prima dat scholen nieuwe concepten bedenken en dat er te kiezen valt. Wat mij stoort is dat dan gedaan wordt alsof het voor alle kinderen goed is, terwijl we weten dat er enorme verschillen zijn tussen de manieren waarop kinderen leren. Laat vooral veel verschillende scholen bestaan zodat er te kiezen is voor de ouders en laten we afleren om te zeggen dat dit of dat concept het ei van Columbus is.”
Op de Hugo de Groot krijgen de kinderen veel structuur. “Onze leerlingen nemen niet veel mee van huis. We willen ruimte geven maar we moeten er eerst wat instoppen zodat kinderen die ruimte kunnen vullen. Een effectieve manier is hier vooral klassikaal lesgeven, huiswerk, overhoren, weer uitleg, bijles… En zodra ze wat meer bagage hebben, moeten we ze leren hun eigen keuzes te maken en stapje voor stapje eigen verantwoordelijkheid te nemen. ”
Er wordt op de deur geklopt. Een collega vraagt of Paul straks tijd heeft voor een gesprek. Hij kijkt ons even vragend aan en na overleg vraagt hij de bezoeker over een goed half uur terug te komen.
Ik ben een rijker mens geworden, besluit hij als we weer alleen zijn, terugkomend op een eerdere vraag. “Door te leren, op mijn bek te gaan, door te veranderen. Werken als leidinggevende gaf me zelfvertrouwen. Het leerde me relativeren en deed me beseffen dat alle keuzes voor- en nadelen hebben maar dat hartstocht en liefde voor de kinderen het allerbelangrijkste zijn. Als leidinggevende is het de kunst om de docenten hun passie te laten behouden of te ontwikkelen. Prachtig werk! Het heeft me veel gebracht en voor mezelf denk ik dat ik er in al die jaren heb uitgehaald wat er inzat. Dat stemt tevreden.”
Hij blikt terug op zijn tijd bij het Libanon, een school tussen het welgestelde Kralingen en het meer ‘volkse’ Crooswijk en Oude Noorden in. “Als je - net zoals ik! - vindt dat scholen een bijdrage moeten leveren aan ontmoeting tussen mensen die elkaar op natuurlijke wijze niet ontmoeten, moest je op het Libanon zijn. Daar lag een uitdaging: toen ik kwam was Kralingen bijna niet meer vertegenwoordigd. Die prestigieuze witte school uit de jaren tachtig had nu een slecht stempel, dankzij een eenzijdige populatie en te weinig leerlingen op HAVO en VWO. Daar hebben we hard aan gewerkt. En ook daarna blijkt het ontzettend ingewikkeld om die ogenschijnlijk ideale mix - twee wereld bij elkaar in één gebouw - in stand te houden.”Het brengt het gesprek op een zijspoor: “In hoeverre is een samenleving maakbaar? Rotterdam wil de segregatie tegengaan. Een heel goed streven, moeten we ook echt proberen, maar aan de andere kant is het blijkbaar iets wat niet echt in de mensen zit. Mensen voelen zich het meest op hun gemak bij gelijkgestemden en lotgenoten. Het vereist dus extra inspanningen.”
Onderwijs en huisvesting zijn, dat gezegd hebbende, de enige middelen om wat te doen tegen segregatie, meent de directeur. “Hugo de Groot gaat straks naar de Kop van Zuid. Als het lukt om daardoor te bewerkstelligen dat de kinderen die nu de brug overgaan naar Noord in de klas komen bij onze leerlingen uit Charlois, dan doen we echt iets wat die kinderen verrijkt. Dan vervult de school daadwerkelijk haar maatschappelijke opdracht. Maar het zal niet meevallen. Toch moeten we het blijven proberen. Mensen en dus ook kinderen leren verreweg het meest van de ontmoeting met anderen. En dat is wat Rotterdam nodig heeft, zeker nu sommige Rotterdamse politici ogenschijnlijk met alle macht proberen de segregatie te versterken. Ruzie maken, anderen wegzetten, de extremen zoeken. Verschillen uitvergroten in plaats van overbruggen. Schande!"
Je hebt zowel op categoriale gymnasia gewerkt als ook op scholengemeenschappen. Wat past je beter?
“Ik ben een scholengemeenschapsman! Ik heb een 2e graads bevoegdheid, ik mag niet eens lesgeven in de bovenbouw op het gymnasium. (lacht) Mijn zoon kreeg destijds gymnasiumadvies. Hij mocht van mij alles kiezen behalve het gymnasium. Er was een categoriaal gymnasium in Amersfoort. Daar vond ik toen wat van, om op 11-jarige leeftijd alleen maar bij soortgenoten op een school te zitten…”
Pauls gedachten glijden terug naar zijn jaren op het Erasmiaans. “Ik werd daar aangesteld om een bepaald probleem op te lossen en was een soort vreemde eend in de bijt. En toen zag ik wat een prachtige opleiding het is. Wat een kansen er liggen! Met terugwerkende kracht had ik mijn zoon een ander advies gegeven.”
Nu te laat…
“Haha ja, hij is 30! Dat schip is wel gevaren.”
Hier op de Hugo ligt ook een forse taak. Binnenkort verhuist de school, die straks alleen nog voor havo en vwo is, naar De Kop van Zuid.
“Met die aankomende verhuizing ben ik heel blij!”, stelt Paul verrukt. “Daar ligt een pracht van een opdracht voor de nieuwe directeur: een school maken die aantrekkelijk is voor de kinderen uit Charlois maar ook voor de kinderen van de ‘rijken’ van de Kop van Zuid die nu over de brug naar het Montessori of het Libanon gaan. Zo faciliteer je ontmoeting.” Hij zwijgt even en vervolgt dan: “Daar wil ik nog steeds in geloven, al realiseer ik me dus ook dat de maakbaarheid beperkt is. Maar het zou zó mooi zijn en een enorme verrijking voor Rotterdam-Zuid. Kinderen leren zoveel van elkaar.”
Er wordt weer op de deur geklopt. Het is tijd voor Pauls volgende afspraak.
Snel nog een laatste vraag:
Bijna met pensioen! Wat ga je doen?
“Niks!”
Helemaal geen plan?
“Ik ben geen planner. Ik heb ook eigenlijk geen hobby’s. Ja, lezen - telt dat? Wie weet zoek ik wel iets in het onderwijs wat ik kan gaan doen.” Hij wuift met z’n hand: “Ik vind dat helemaal geen interessante vraag. Ik kan er ook niks zinnigs over zeggen.”
Met een warme handdruk nemen we afscheid bij de deur, een paar toffees in onze zak voor onderweg. “Ik heb straks een zee aan ruimte en vrijheid”, besluit Paul voordat we naar buiten stappen. “En net als bij de kinderen is het de vraag of ik in die 66 jaar genoeg bagage heb gekregen om die ruimte te vullen, om iets te doen waar ik voldoening uit haal. Maar ik heb geen idee. En dat vind ik heerlijk.”