Rekenen is overal en voor iedereen belangrijk. Het geeft inzicht in de wereld om je heen en het zorgt dat je ook volwaardig in die wereld kunt meedoen. Maar hoe richt je dat relevante rekenonderwijs nu in? Stichting de Verre Bergen ontwikkelde met hulp van een aantal BOOR-scholen een diagnostische rekentoets voor de basisschool. Op 29 maart vond bij het Vakcollege de Hef een ‘mini-rekencongres’ plaats over de eerste resultaten.
‘Het idee voor de nieuwe toets ontstond eigenlijk bij de Rekenfaculteit’, vertelt Kim Brandes van Stichting de Verre Bergen. ‘Dat is een programma dat nu bijna 8 jaar bestaat en ook op een groot aantal BOOR scholen in Pendrecht, Bloemhof en de Afrikaanderwijk wordt uitgevoerd. In een ‘twee op een setting’ krijgen leerlingen van groep 5 en groep 7 leerlingen vier uur in de week extra rekenonderwijs. Bij aanvang van het schooljaar neemt de Rekenfaculteit een toets af om, naast de LVS toetsen die ze van de school krijgen, een eerste indicatie te geven over waar de leerling staat, waar de uitdagingen zitten en hoe ze dit kind het best kunnen helpen bij de start van het traject van de Rekenfaculteit.’
Een ander soort toets
Die toets vonden ze bij de Verre Bergen wel interessant. ‘Samen met BOOR, de Rekenfaculteit en een schil van externe wetenschappers zijn we de toets dus verder gaan onderzoeken en uitbouwen’, gaat Brandes verder. ‘Onze ambities waren hoog. We wilden in een jaar een rekentoets ontwikkelen aan de hand waarvan we de hand waarvan we een leerlingrapport kunnen maken met sterktes en zwaktes van leerlingen en die ook nog eens groei kan meten gedurende het jaar.’ Een ander soort toets dus dan de reguliere toetsen die al meerdere malen per jaar worden afgenomen zoals de Cito en de IEP toets. Brandes: ‘We zetten echt in op betekenisvol rekenen en de doelen die passen bij SLO en bij de rekendrempels zoals de Rekenfaculteit die heeft geformuleerd. Contextrijke vragen dus die goed passen binnen de leefwereld van Rotterdamse leerlingen.’
Pilot
Maar liefst 295 groep 5 leerlingen en 326 groep 7 leerlingen van verschillende BOOR-scholen deden mee aan de pilot van Stichting de Verre Bergen en maakten de toets. ‘Samen met al die leerlingen proberen wij de toetsvragen te valideren en te kijken of we door middel van die vragen ook onderscheid kunnen maken in sterke en minder sterke rekenaars’, licht Brandes toe. ‘Zo kunnen we straks per kind een rapport genereren met een totaalscore én een score op subdomeinen. Maar ook met de patronen waarin ze fouten maken. In eerste instantie ontwikkelen we de toets nu voor de Rekenfaculteit scholen. Maar als hij eenmaal staat, zou het natuurlijk fijn zijn als meerdere scholen in Rotterdam er gebruik van gaan maken.’
Van ’leren rekenen’ naar ‘toerusten voor een gecijferde maatschappij’
Die leefwereld van leerlingen is ontzettend belangrijk, vindt ook oud-wiskundeleraar Kees Hoogland, lector Wiskundig en Analytisch Vermogen aan de Hogeschool Utrecht. ‘De Rekenfaculteit is echt een project naar mijn hart’, zo trapt hij zijn verhaal af. ‘Je kunt heel lang praten en discussiëren over allerlei thema’s, kwetsbare leerlingen en kansengelijkheid maar op een gegeven moment moet je het ook gewoon gaan doen. Hoe gaan mensen om met de kwantitatieve onderdelen van deze wereld? Rekenangst, dat zie je bij steeds meer leerlingen. Weerstand tegen alles wat met rekenen en wiskunde te maken heeft. En dat is ontzettend jammer, want rekenen en rekenonderwijs is zo ontzettend belangrijk.’ Om dat te illustreren laat hij een korte presentie zien waarin een heleboel verschillende plaatjes voorbij komen van toepassingen van rekenen, berekeningen, getallen, afstanden, maten en gewichten. Conclusie: rekenen is overal en altijd. We kunnen niet zonder.
Je kunt heel lang praten en discussiëren over allerlei thema’s, kwetsbare leerlingen en kansengelijkheid maar op een gegeven moment moet je het ook gewoon gaan doen.
‘Maar’, zo vindt Hoogland, ‘de maatschappij verandert en wat we moeten kunnen en weten om ons te redden in deze tijd, verandert mee. En dus óók het rekenonderwijs.’ De vraag is dus volgens Hoogland of het nog wel zo nodig en zo zinvol is om van alles uit je hoofd te leren en tot op drie cijfers achter de komma uit je hoofd uit te kunnen rekenen, terwijl je dat in het dagelijks leven eigenlijk nooit meer doet en veel meer bezig bent met inschatten en ordergroottes. Van ’leren rekenen’ naar ‘toerusten voor een gecijferde maatschappij’ noemt hij het.
Warming up en een cooling down
Na een korte pauze is het tijd voor de workshops. In drie sessies van totaal twee uur worden de schoolleiders, rekencoördinatoren, leerkrachten en IB’ers bijgepraat over de laatste ontwikkelingen op het gebied van rekenonderwijs. Sjors van Rijsbergen van de Rekenfaculteit vertelt over ‘Productive Struggle’, iets wat ook bij veel rekensommen speelt. ‘Centraal daarbij staat een opdracht waarbij je niet meteen het antwoord weet, die een nieuwsgierige en onderzoekende houding vraagt’, legt Van Rijsbergen uit. Op de Rekenfaculteit leren leerlingen ermee om te gaan en te zorgen dat het wél lukt. ‘Iedere les op de Rekenfaculteit begint met een vliegende start en eindigt met een finish’, gaat Van Rijsbergen verder. ‘Dus een warming up en een cooling down. En dat gaan we nu met ons groepje ook doen, zelfstandig en in stilte. In groep 5 duurt dat 3 minuten en in groep 7 duurt het 4 minuten.’ Iedereen is stil en focust zich even helemaal op zich zelf en zijn eigen concentratie en daarna gaan ze aan de slag. Van Rijsbergen: ‘Aan de leraar om de taak om op het juiste moment met de juiste tips en handvaten te komen om de leerling in die struggle te helpen.’
Motivatie
Anneke Noteboom (zie foto), leerontwikkelaar reken-wiskunde bij SLO, vertelt over Spel in Rekenen. Ze noemt tien voorwaarden voor een spel om geschikt te zijn voor in de rekenles. Zoals een spel dat aansluit bij de leerstof in de rekenles op dat moment. ‘In heel veel klassen ligt bijvoorbeeld Halli Galli’, zegt Noteboom. ‘Natuurlijk vindt iedereen dat leuk maar wat leren ze daar nu van? Neem liever een ander spel dat wél aansluit en waarvan ze wél iets leren.’ Het spelen van een spel moet ook een positieve invloed hebben op de motivatie. Noteboom: ‘Een succeservaring en het vergroten van zelfvertrouwen tenslotte, is ook heel belangrijk voor het leren. Een spel moet dus eenvoudig te leren zijn en je moet er makkelijk mee aan de slag kunnen. Anders gaat er veel te veel tijd en energie zitten in het snappen van het spel.’
Verdiepen, verbreden en verrijken
Suzanne Sjoers van SLO tenslotte, geeft een workshop over Sterke Rekenaars en hoe je daar het best mee om kunt gaan. ‘Verdiepen, verbreden en verrijken is heel belangrijk bij sterke rekenaars’, zegt ze. ‘Iets anders en iets extra’s doen en zorgen dat ze niet afhaken omdat ze denken ‘oh, dat weet ik al lang’. Door het lesdoel complexer en uitdagender te maken, blijven sterke rekenaars veel gemotiveerder. Sjoers: ‘Ook hoogbegaafde kinderen en sterke rekenaars hebben een instructiemoment nog, maar wel op hun niveau. Al is het maar 5 minuten; het gaat echt om de kwaliteit en niet om de kwantiteit.’