Begin dit jaar gingen Maartje Buddingh (9) en Noor Bouallouch (9) over naar groep zes. Hoewel ‘overgaan’ eigenlijk geen term is die binnen het Montessorionderwijs wordt gebruikt, en ‘groep zes’ is ook maar ten dele juist: op de openbare Montessorischool Tuinstad, in Schiebroek, is de verdeling onderbouw, middenbouw en bovenbouw namelijk leidend. Maartje en Noor zitten nu dus in de bovenbouw, en daar zijn ze maar wat trots op! Reden genoeg voor een bezoekje.
Druk kletsend lopen de vriendinnen door de brede gangen van hun basisschool. We zijn onderweg naar de kleuters, waar voor de lokalen een knusse speelhoek is gecreëerd. In die speelhoek, wist Maartje te vertellen, staat ook het welbekende Ikea-kinderkeukentje. De bekers, pannen en spatels die daar in miniatuur te vinden zijn, kunnen we goed gebruiken voor de fotoshoot. Maartje en Noor staan namelijk beiden graag in de keuken - vooral Noor is erg van het bakken. Laatst nog, op haar kinderfeestje, bakte ze een prachtige cake waar iedereen zijn vingers bij aflikte.
Noor: “Ik heb ook weleens een cheesecake gemaakt in zo’n hartjes vorm.” Lachend: “die was volgens mijn broer lastig aan te snijden, maar het was wel een leuke vorm. En hij was ook lekker.”
Maartje: “O ja, die weet ik nog! We hebben ook vaak samen gebakken.”
Het is stil op school. Of in ieder geval: relatief stil voor een basisschool. De onderbouw (groep 1 en 2) had gisteren een leuk maar vermoeiend schoolreisje naar Blijdorp, verklaarde directeur Ronald Bakker al bij de ontvangst. Maar los van dat feit valt het op hoe leerlingen rustig aan het werk zijn, ieder in beslag genomen door zijn of haar eigen taak. De één zit buiten het lokaal een rekenopgave te maken, twee klasgenoten leggen onderwijl een kleurrijk kaartenspel uit op de grond. Er wordt gelezen en geknutseld, sommige leerlingen werken op een chromebook, veelal in groepjes. De meeste deuren staan open - waardoor de boeken, het speelgoed en de lesmaterialen op ooghoogte ons opvallen - en docenten lopen gemoedelijk in het rond om leerlingen desgevraagd van hulp te voorzien. ‘Help mij het zelf te doen’, luidt de kern van de onderwijsmethode die Maria Montessori ruim honderd jaar geleden bedacht. Op Tuinstad zien we het in de praktijk.
Noor is blijven staan bij een vitrine. Ze wijst op een vogel, gemaakt van onder andere papier-maché. Een project voor handvaardigheid, legt ze uit. “Ik vind het leuk dat het hier staat. Iedereen die binnenkomt, ziet het gelijk.”
Gewapend met klein keukengerei dat straks gebruikt zal worden voor de foto, bereiken we de kleine spreekkamer weer, waar de fotograaf inmiddels druk is met het opzetten van het scherm en de lampen.
Vertel eens, dames: wat is dit voor een school?
Maartje: “Een hele leuke! Het is vrijer dan een gewone basisschool. We werken hier met een aftekenboekje. Daar staan alle taken in die gedaan moeten worden, maar je mag zelf bepalen: wat doe ik nu, wat doe ik morgen. Dat is fijn én je wordt er zelfstandig van. Op andere scholen zegt een juf tegen de klas: “nu gaan we aardrijkskunde doen, ga allemaal maar naar bladzijde 118.” Terwijl jij net zin hebt in taal. Of in knutselen. Dat doen we hier ook veel trouwens, knutselen.”
Noor: “Ik kom van een andere school, in groep vier ben ik ingestroomd. Mijn vorige school was veel minder leuk, er werd bijvoorbeeld veel gepest. En je moest echt doen wat er op het bord stond.”
Maartje: “Ik zit hier al vanaf het begin. Mijn drie broers zaten hier ook allemaal, ik had dus eigenlijk geen keus, haha. Mijn moeder zegt altijd dat de jongste de slimste is.”
Noor: “Wij zijn thuis met vier - ik ben juist de oudste. En bij ons is juist de oudste de slimste, haha. Mijn jongste broer zit hier trouwens ook, bij de kleuters.”
En sinds dit jaar zitten jullie in de bovenbouw! Wat betekent dat op Montessori?
Maartje: “Middenbouw is groep 3, 4 en 5. En 6, 7 en 8 is dus de bovenbouw - daar zitten wij nu. We hebben wel een stamgroep maar je zit dus altijd met kinderen van verschillende jaren in de klas. Dat is niet erg.”
Noor: “Juist leuk! Je bent allemaal een keer de jongste, de middelste en de oudste. En als je dan naar een andere bouw gaat, ben je weer de jongste. Grappig is dat we verschillende stoelen hebben, die je in hoogte kan verstellen, zo is er voor alle kinderen een passende stoel. In de bovenbouw krijg je wel ineens meer werk, en meer zelfstandigheid. De juf komt niet meer gelijk als je roept. Soms zegt ze: ik zit nu middenin een ronde, ik ben zo bij je. Dan moet je even wachten.”
Maartje: “Spelling en rekeninstructie is wel alleen voor de jaargroep trouwens - anders zouden de oudere kinderen op bijvoorbeeld groep drie moeten wachten. Je moet wel doorwerken, het is niet helemaal vrij. Eerst hadden we een aftekenboekje voor een jaar, toen voor een half jaar. Nu tot de herfstvakantie. Met plannen kan de juf je helpen als je dat wilt.”
Wat vinden jullie het leukst om te doen op school?
Noor: “Spelling! Ik had laatste keer de hoogste score - het is echt mijn lievelingsvak.”
Maartje: “Wij krijgen geen cijfers maar wel een soort rapport met een beoordeling: die mag je thuis pas openen. Zodat je niet gaat vergelijken of heel hard over het schoolplein roept hoe hoog je score is, terwijl iemand anders een lage score heeft en dan verdrietig wordt. Ik vind trouwens knutselen het leukst. Je doet het zelf, niemand kan het voor jou doen, dus je kijkt terug op iets wat jíj gedaan hebt. Laatst maakten we pinguïns van klei. Van foam, piepschuim, satéprikkers - een heel paradijs. Of die vis van karton, dat was ook leuk.”
En wat doen jullie graag als je niet op school bent?
Maartje: “Stiekem op mijn telefoon kijken. Dat mag ik eigenlijk alleen als ik klaar ben om naar school te gaan, en daarna van half zes tot het eten.”
Noor: “Ik ga na school vaak leren, bijvoorbeeld als ik een toets heb. Daarna mag ik op de iPad. Ik zit ook op zwemles. Ik ben nu bezig met mijn laatste zwemvaardigheid; als ik die heb, kies ik een andere sport. Ik weet nog niet wat.”
Maartje: “Ik doe al vier jaar hockey. Zwemles is trouwens heel belangrijk: als je bijvoorbeeld bij het water woont, of langs de sloot naar school moet fietsen, en je valt… Of als iemand die je pest je in het water duwt… diegene die je pest gaat je dan echt niet helpen.”
Noor: “Nee, klopt. Daarom is zwemles goed.”
Wat willen jullie later worden?
Noor: “Dokter. O en bakker!”
Maartje: “Jij wilt een eigen bakkerij beginnen toch?”
Noor: “Ja, en dan taarten en cakes bakken. Of arts, dat wilde ik ook altijd al worden. Ik moet dus kiezen.”
Maartje: “Dierenarts - dan kun je dieren beter maken! Maar dat lijkt me ook heel zielig, en eng.”
Noor: “Ik wil medicijnen maken.”
Maartje: “Dat gebeurt tegenwoordig vooral met machines, niet meer met de hand. Als je medicijnen maakt is de kans groot dat je de hele dag achter een machine staat. Niet dat je de poeder in dat ding (capsule, red.) stopt. Ik wil denk ik kapper worden. Of in een restaurant werken - kok of serveren. Of juf! Maar dat verdient allemaal niet zo veel. Ik wil wel echt iets worden. Iets échts zeg maar, niet bij een bedrijfje of zoiets.”
Noor: “Volgend jaar gaan we ook de schooltuin in, dan gaan we echt zaden en planten enzo. En dan mogen we ook onze eigen pizza maken. Daar kijken we allemaal heel erg naar uit!”