HOME
EDITIES
RUBRIEKEN
ARTIKELEN



Jaimy en Janine hebben een droom

‘We willen dat de kinderen die bij ons binnenkomen, ook bij ons kunnen blijven.'

11 juni 2020  |  tekst: Laura van Mourik  |  fotografie: Dunja Visser/Voor altijd Fotografie

Op so De Piloot ging in januari de pilot van start voor pbso: passende buitenschoolse opvang in het pand van de school zelf. Jaimy van den Broeke, locatiedirecteur van De Piloot, en Janine van der Meijden, gebiedsmanager van KinderRdam, vertellen over hun samenwerking en over hun toekomstdroom. Van den Broeke: ‘We willen dat de kinderen die bij ons binnenkomen, ook bij ons kunnen blijven.’

 

Wat voor school zijn jullie?

Jaimy van den Broeke (JB): ‘De Piloot is een school voor speciaal onderwijs. Bij ons komen leerlingen die door bijvoorbeeld gedrags- of psychiatrische problemen niet op hun plek zijn op een reguliere basisschool. In onze klassen zitten maximaal veertien kinderen.’

 

Hoe is de buitenschoolse opvang tot nog toe bij jullie geregeld?

Janine van der Meijden (JM): ‘Kinderen van De Piloot die naar de buitenschoolse opvang gaan, kunnen terecht op de reguliere buitenschoolse opvang of op de zogeheten “plusopvang”. De plusopvang is voor hen het fijnst, want daar zijn de groepen kleiner en werken gespecialiseerde medewerkers. Maar in Rotterdam zijn maar vijf locaties waar plusopvang wordt aangeboden, en deze zitten verspreid door heel Rotterdam. De meeste leerlingen worden er na school met het leerlingvervoer, de taxibus, heen gebracht.’

 

Hoe is dat voor de kinderen?

JM: ‘Veel van de leerlingen zijn ’s ochtends al door de taxibus opgehaald om naar school te gaan. Dan hebben ze een drukke schooldag en vervolgens gaan ze ’s middags weer met de taxibus naar een bso op een andere locatie in de stad. Voor de kinderen zijn dat gesleep en de overgangen zwaar, ze zijn moe en overprikkeld als ze op de opvang aankomen.’

JB: ‘Een tweede nadeel van opvang op een andere locatie is dat het voor onze leerkrachten lastig is om een overdracht te geven aan de pm’ers (pedagogisch medewerkers) van de bso; dat moet telefonisch of via de mail, en tussen de bedrijven door. De taxichauffeur is de ‘schakel’ tussen school en de bso, maar die heeft natuurlijk geen informatie over ieder kind, en hij heeft nog andere kinderen in zijn bus zitten wachten.’

 

De pilot pbso (passende buitenschoolse opvang) loopt vanaf januari. Wat houdt de pilot precies in?

JM: ‘Voor de pilot heeft KindeRdam een eigen ruimte in het pand van De Piloot. Onder schooltijd gebruikt de leerkracht sociale vaardigheden het lokaal, daarna is de ruimte voor ons. Hier vangen we nu elke dag 12 leerlingen op. De leerkracht brengt ze na de schooldag zelf naar het lokaal toe. We hebben een duidelijke structuur en een vaste dagindeling, we zorgen dat er afwisseling is tussen samen en individueel dingen doen, tussen binnen en buiten en actief en rustig bezig zijn.’

 

Wat is de meerwaarde van opvang binnen het pand van de school?

JB: ‘De leerlingen kennen het gebouw al, het voelt vertrouwd. En het scheelt het vermoeiende vervoer naar een bso elders. Voor onze kinderen is het belangrijk dat ze zich veilig voelen, dat ze dezelfde mensen zien en weten waar ze aan toe zijn. Bovendien geeft de leerkracht nu zelf de overdracht aan de pm’er. Je kunt dus beter en sneller met elkaar afstemmen hoe het met het kind gaat en wat het nodig heeft. In die zin sluit de pilot pbso aan bij onze toekomstdroom.’

 

Wat is die toekomstdroom?

JB: ‘Dat we onderwijs, opvang en gespecialiseerde zorg voor onze leerlingen onder één dak hebben, met andere woorden: dat we een volwaardig IKEC, Integraal Kind en Expertise Centrum, hebben. Zo kunnen we al onze kinderen de juiste zorg bieden, zorgen dat niemand tussen wal en schip belandt en dat we ze bij ons kunnen houden.’

 

Met de pilot pbso heb je al een begin voor opvang binnen het gebouw van De Piloot. Hoe zit het met de zorg in jullie pand?

JB: ‘We hebben een hechte samenwerking met jeugdorganisatie Enver. Dagelijks lopen hier op school twee tot drie Enver-medewerkers rond voor individuele begeleiding van leerlingen. En we werken samen met twee organisaties die naschoolse activiteiten aanbieden die zijn afgestemd op onze kinderen; bijvoorbeeld budo voor kinderen met autisme.’

 

Op wat voor manier heeft een kind baat bij een IKEC, dus bij ‘alles onder één dak’?

JB: ‘Om je een voorbeeld te geven: soms moet een kind na de taxirit ’s morgens naar school even bijkomen. Er is bijvoorbeeld ruzie geweest onderweg. Het is dan zo fijn dat een medewerker van Enver het kind even kan opvangen, zodat de leerkracht zich op de andere dertien leerlingen kan richten. Een ander voorbeeld: we hebben kinderen op school die niet naar de wc durven of die het eng vinden om de trap op te moeten. In een IKEC kun je, als team van leerkracht, pm’er van de bso en zorgmedewerker, met elkaar kijken hoe je het kind gaat helpen én je kunt meteen met het kind gaan oefenen. Plus, heel praktisch: je hebt met dezelfde wc en dezelfde trap te maken.’

 

Wat hebben ouders aan een IKEC?

JB: ‘Heb je een kind dat om wat voor reden dan ook speciaal onderwijs en extra zorg nodig heeft, dan krijg je als ouder te maken met een wirwar van regels, geldpotjes en loketten. Wachtlijsten, processen, doorverwezen worden: alles duurt lang. Terwijl je juist wil dat je kind zo snel mogelijk geholpen wordt. In een IKEC werken de verschillende instanties hechter en sneller samen aan de zorg van je kind: ‘die van onderwijs’ stapt letterlijk binnen bij ‘die van de zorg’. Dat is dus gewoon beter voor het welbevinden van je kind.’

 

Het klinkt allemaal zo logisch: dat je voor kinderen in het speciaal onderwijs ook de opvang en de zorg onder één dak hebt. Waarom zie je dat dan nog zo weinig in Nederland? 

JB: ‘Er zijn veel zaken die het ingewikkeld maken om een IKEC voor elkaar te krijgen. Zo is de wet- en regelgeving rond opvang en jeugdhulpverlening ontzettend ingewikkeld. Ook is passende buitenschoolse opvang duurder dan reguliere opvang: de groepen zijn kleiner en de medewerkers hoger opgeleid. Dus ook de financiering vraagt meer inzet, overleg en regelwerk. Daarnaast verschillen de financieringsregels per gemeente. Voor deze pbso-pilot krijgen we subsidie van Gemeente Rotterdam en van gemeenten van een aantal omliggende plaatsen. Daardoor kunnen de leerlingen uit die gemeenten meedoen met de pbso, maar leerlingen uit andere gemeenten nog niet. Je hebt verder met veel verschillende instanties te maken en er zijn, inderdaad, weinig voorbeelden van IKEC’s die al “in bedrijf” zijn waar je de kunst kunt afkijken.’

JB: ‘Om je een beeld te geven: Janine en ik zijn, met een klein team, drie jaar geleden gestart voor de pilot pbso. Je hebt dus een lange adem nodig.’

JM: ‘Je moet het echt graag met zijn allen willen.’

 

Even terug naar de pilot pbso. Wat was het plan voor de opstart?

JM: ‘We wilden stapsgewijs van start gaan: de tijd nemen om te ontdekken hoe we het best kunnen samenwerken en op welke manier we met elkaar de pbso het stevigst opbouwen. Ook praktisch wilden we gefaseerd beginnen, met maximaal 6 kinderen per dag in januari totdat we na de voorjaarsvakantie een groep van 12 kinderen per dag zouden hebben.’

 

En toen werd het half maart en zei Mark Rutte dat de scholen dicht moesten.

JM: ‘… en dus startten we minder gefaseerd op dan gepland. Voor de kinderen die onverwachts opgevangen moesten worden was het een geluk bij een ongeluk dat ze nu naar de bso op hun eigen school konden en niet bij een opvang elders in Rotterdam hoefden worden ingedeeld.’

 

Kun je al iets zeggen over de resultaten van de pilot?

JM: ‘De pilot is echt nog work-in-progress, waar corona ook nog tussendoor kwam. We zijn nu bezig met meten wat de kinderen ervan vinden en met een gezamenlijke evaluatie met de project- en stuurgroep. Met de ouders hebben we een eerste meetmoment gedaan, zij geven de pbso een 7,8. Maar het allerbelangrijkste: voor veel ouders was het regelen van opvang voor hun kind echt een stresspunt; nu de opvang in school kan, is het voor veel van hen rustiger geworden thuis.’

 

Hoe gaat het nu verder met de pbso?

JM: ‘De subsidie voor de pilot loopt tot en met 31 juli. Maar we hopen dat we volgend schooljaar verder kunnen. Het liefst voor al onze leerlingen – in welke gemeente ze ook wonen.’

 

Als jullie naar de toekomstdroom kijken, hoe zien jullie de IKEC voor De Piloot dan voor je?

JB: ‘Mijn wens is dat Enver erbij komt in ons pand en van daaruit individuele en groepsbehandeling geeft aan onze kinderen. Ik zou graag een kinderpsychiater erbij willen en gespecialiseerde wijkteams, waarin bijvoorbeeld een orthopedagoog, kinderarts, maatschappelijk werker en pm’er zitten. Ik droom ervan dat je als ouder bij ons binnenloopt – dat kan zijn met een grote zorgvraag of met de vraag ‘Ik zoek nog een leuke passende sport voor mijn kind’ – en dat ik dan kan zeggen: ‘Loop even langs Hanneke, die zit in het kantoor hiernaast’ of ‘Dan moet je Henk hebben, kom, ik stel je even aan hem voor.’. Het betekent, uiteindelijk, dat onze kids de zorg krijgen die ze verdienen, dat ze zich net zo kunnen ontplooien en hun talenten kunnen ontwikkelen als andere kinderen; dat we nooit meer hoeven zeggen: ‘we kunnen je helaas niet voldoende begeleiding bieden’, kortom: dat de kinderen die bij ons binnenkomen, ook bij ons kunnen blijven.’

REACTIES JAIMY EN JANINE HEBBEN EEN DROOM

T. Burm
28 juni 2020
Mooi artikel, ik hoop dat jullie dit voor elkaar krijgen. Kinderen verdienen het om op de juiste manier ondersteuning te krijgen, zonder al die bureaucratische rompslomp.

PLAATS EEN REACTIE




Plaatsen