Sinds 1 augustus is het toezicht van de Onderwijsinspectie op de scholen veranderd. Met de nieuwe manier van toezichthouden kan BOOR beter haar eigen kwaliteiten tonen, zegt Petra den Hollander, afdelingshoofd Onderwijskwaliteit bij BOOR. ‘Er is veel meer ruimte voor ons meerkleurige verhaal. Elke school kan zijn eigen gezicht, zijn eigen kracht laten zien.’
De grote verandering in het nieuwe toezicht is met name de start van het onderzoek dat de Onderwijsinspectie om de vier jaar uitvoert. Petra den Hollander: ‘Voorheen kwam de inspectie op verschillende scholen langs, had een oordeel over die scholen en zei vervolgens in een gesprek met het bestuur: ik heb dat gezien en wat ga je daaraan doen? Dat voelt als tamelijk reactief. Nu zegt de inspectie: jij bent bestuurder over een groot aantal scholen, vertel nu eens hoe je dat doet? Hoe weet jij wat er zoal speelt en hoe ga je daarmee om? Werk je cyclisch? Systematisch? Hoe ziet de onderbouwing eruit? De bestuurders worden meer op de bestuurdersstoel gezet. De centrale vraag is nu: ben jij in control? Daarna bezoekt de inspectie scholen om te bekijken of ze het verhaal van het bestuur herkent in het verhaal van de werkvloer.’
Aan ambitie geen gebrek
De inspectie wil scholen met de nieuwe manier van toezichthouden uitdagen om de kwaliteit van hun onderwijs te verhogen. Den Hollander spreekt van een paradigmashift. ‘De scope van de inspectie is verplaatst van controle achteraf naar meten van kwaliteitszorg. We kunnen als BOOR nu echt ons eigen verhaal vertellen. Aan ambitie geen gebrek. Wij willen het best denkbare openbare onderwijs in Rotterdam zijn en krijgen nu meer ruimte om dat te laten zien.’
Eigen gezicht
Deze waarderende manier van auditen, zoals Den Hollander het noemt, biedt volgens haar volop kansen voor scholen van BOOR. ‘Beleid wordt hier niet van bovenaf opgelegd. Het is echt een heen en weer beweging. In de nieuwe manier van toezichthouden krijgen we de kans om dat te laten zien. Doordat de inspectie met een bredere blik gaat kijken, kunnen we het verhaal van de stad Rotterdam meenemen, vertellen waarom we doen wat we doen en laten zien hoe we tot onze keuzes komen. Dat geldt ook voor individuele scholen. De BOOR-ambities vormen weliswaar de paraplu, maar elke school geeft daar op een andere manier vorm aan. Zij krijgen de kans om hun eigen kracht te laten zien.’
Onderzoekende houding
Het nieuwe toezichtkader geeft daarmee een impuls aan de kwaliteitscyclus van BOOR. ‘Na vier jaar hard werken met z’n allen staan we er zowel onderwijskundig als financieel goed voor. Hoe mooi is het om nu nog meer vanuit een systematische kwaliteitscyclus verder ons werk te doen. Het grote gevaar is om na vier jaar te zeggen: we zijn half boven die berg, het is goed zo. Nu is het moment om door te pakken. Door dit toezichtkader wordt de onderzoekende houding van ons allemaal geprikkeld. Waarom doe ik het, hoe doe ik het en zoals ik het doe had ik het ook zo bedacht? Pas toe of leg uit. Zoals het gesprek straks met de inspectie plaatsvindt, willen we het ook binnen de scholen hebben. We willen elkaar stimuleren om elkaars eigen verhaal te vertellen. Waar ga jij voor als school? Waar ben je trots op?’
Samen leren
Door een verlegging van onze scope ontstaat een volgende fase in verantwoording binnen BOOR, aldus Den Hollander. ‘Ik hoop dat we steeds meer met elkaar gaan zoeken naar: doe ik wat ik wil? Waar ben ik trots op? Ik heb een curriculum, maar heb ik ook mijn eigen ambities als schoolleider en leerkracht? Je zit in het onderwijs omdat je kinderen een stap verder wilt brengen. Het persoonlijke verhaal daarbij moeten we meer met elkaar gaan delen en uitdragen. Van ieders eigen enthousiaste verhaal, met de good en de bad practices die daarbij horen, kunnen we leren. Ik gun onszelf iets meer eigenwijsheid en ambitie om uit te leggen waarom je doet wat je doet. Dat is de manier om ons onderwijs nog beter te krijgen.’