Dana Mulder (17) zit in het examenjaar van 6VWO op het Libanon Lyceum in Rotterdam. De eindexamens zijn begonnen, maar desondanks kon de scholiere wat tijd vrijmaken voor een interview met BOOR iMagazine. Wij gaan met haar in gesprek over haar (bijzondere!) studieloopbaan en haar plannen voor ná de examens.
In de aanloop naar het interview stelde Dana twee vragen. Wat houdt zo’n interview eigenlijk in, wilde ze weten. En: wat verstaan wij onder een ‘mooi verhaal’? Al snel zal blijken dat het stellen van gezonde kritische vragen de scholiere niet vreemd is!
We treffen haar vandaag in de grote hal van het Libanon aan de Ramlehweg in Kralingen. Een op het oog zelfverzekerde blondine; stevige hand, een vriendelijk en kordaat voorkomen. Ze is goed voorbereid: in haar hand heeft ze de moedersleutel die ze van mevrouw van Dijk, teamleider VWO bovenbouw, kreeg. Als we haar de gang op volgen, steekt ze in het voorbijgaan even haar hoofd het kantoor in. “Ze zijn er”, meldt ze. “Heb je al een plekje om te gaan zitten?”, vraagt de teamleider. Dana antwoordt bevestigend - het tegenoverliggende lokaal is het komende uur vrij - en we kunnen van start. Maar niet voordat ze de lerarenkamer instapt om thee voor ons te maken.
Teveel prikkels
Hebben alle leerlingen zo’n vrije omgang met docenten, is de eerste vraag die we stellen. Dana lacht. “Nee. Ik ben wel een ‘bijzonder geval’ op school.”
De eerste drie jaar volgde ze nog een normaal schooltraject, vertelt ze als we gesetteld zijn voor het interview. “Maar vanaf de eerste klas miste ik de uitdaging. Ik ben toen in gesprek gegaan met mijn mentor en de teamleider. Na dat eerste gesprek werd er vanuit school aan mijn docenten gevraagd of ze mij extra uitdaging konden voorleggen. En dus kreeg ik méér werk - denk aan extra boeken om te lezen, meer sommen... Maar dat schoot niet op.”
Want behalve het gebrek aan uitdaging, waren ook de schooldagen te lang voor Dana. “Dertig leerlingen in een klas, ik kreeg teveel prikkels binnen. Luide stemmen, geritsel en gefriemel, felle lampen… Ik kon het allemaal niet verwerken en eenmaal thuis was ik helemaal leeg.”
Na de derde klas was ze er klaar mee. In de vierde klas verscheen mevrouw Dokter. “Zij was naast mijn natuurkundedocente ook mijn mentrix. Samen met haar kwamen we op het idee om totaal iets anders te proberen.”
Wat volgde was een gesprek met mevrouw van Dijk en Dana’s ouders. Er werd besloten af te stappen van aanpassingen aan de lesstof en de lessen in plaats daarvan facultatief te maken. Zo kon Dana thuis studeren. “Als ik maar voldoendes haalde, kon ik mijn eigen tijd invullen. Dat beviel meteen goed! Het gaf vrijheid en de ruimte om me te verdiepen in dingen die ikzelf interessant vond.”
Een moeilijk woord
Ze aarzelt even. Ze vindt het een moeilijk woord om uit te spreken, maar na een tijdje noemt ze het toch. Hoogbegaafd. “Mijn ouders vermoedden het al. Op de basisschool liep ik namelijk al tegen dezelfde dingen aan; gebrek aan uitdaging, maar vooral gebrek aan begrip. Veel mensen denken dat hoogbegaafd zijn gelijk staat aan beter zijn dan anderen. Anderen menen dat het enkel een modewoord is voor ouders om op het schoolplein mee te pronken. Hoogbegaafd zijn is anders zijn, maar dat is niet inherent goed of slecht. Mijn ouders vonden het zelfs lange tijd niet nodig om me te laten testen; ze vonden het vermoeden voldoende. Het testen kwam later wel aan de orde; je hebt immers een valide reden nodig voor een aangepast rooster.”
Waarom vindt Dana het vervelend om zichzelf hoogbegaafd te noemen? “Er heersen zoveel stereotypen en verwachtingen”, legt ze uit. “Dat je altijd tienen haalt, bijvoorbeeld, en dat je de slimste bent van de klas. Maar het draait om veel meer dan alleen goed kunnen leren.”
Gebitjes schoonmaken
Vanaf dat moment bepaalde Dana haar eigen lesrooster. “Voor sommige toetsen was ik in een dag of twee door de stof, maar voor wiskunde en natuurkunde ging ik soms naar een paar lessen. Dat deelde ik zelf in, afhankelijk van wat ik nodig had. Soms ging ik zes uur per week naar school, andere periodes helemaal niet.”
De tijd die overbleef kon Dana naar eigen behoeften indelen. Zo kwam Dana, met een groot hart voor dieren, op een dag in gesprek met een dierenarts, Rosaria, met een praktijk aan huis. “Eerst stelde ze wat vragen. Zo vroeg ze zich af waarom een zestienjarige niet naar school gaat (lacht), maar na het eerste gesprek mocht ik meelopen. Eerst was het vooral kijken en luisteren, maar na een tijdje zag ze wat ik aankon en mocht ik bloedtesten doen, gebitten schoonmaken, assisteren bij operaties… Dat was een hele mooie en leerzame ervaring!”
Technasium
Over het Libanon is Dana zeer te spreken, al kan het historische gebouw - vooruit - wel een likje verf op de muren gebruiken.
“Ik koos destijds voor deze school omdat ik het lesaanbod verruimend vond”, vertelt Dana. “Zo kreeg ik in de eerste klas Spaans en Chinees - heel interessant!” Maar vooral koos ze voor het ‘Technasium’: in het vak Onderzoek en Ontwerpen worden leerlingen van het Libanon gekoppeld aan een opdrachtgever met een praktijkprobleem van technische aard. “In de onderbouw krijg je als groepje nog een opdrachtgever aangereikt. Zo hebben wij destijds meegewerkt aan het herontwerpen van een windmolen met een monumentale status om ervoor te zorgen dat toeristen toegang konden krijgen in opdracht van Kinderdijk. Het zijn nooit ‘simpele’ oplossingen; je moet echt onderzoek doen en out of the box denken. In de bovenbouw zoek je zelf een opdrachtgever, toen werd het voor mij interessant. Ons groepje kwam bij Boskalis terecht. We zochten naar een manier om nanoplastics in zee te kunnen ruimen. Hard werken, maar na afloop het eindresultaat aan de opdrachtgever voor mogen leggen, voelde ontzettend goed.”
Bekritiseren
Heeft Dana voor haar gevoel iets gemist door relatief weinig op school te komen? Ze denkt even na. “Nee”, besluit ze. “De vrienden die ik had ben ik buiten school blijven zien. Ik heb natuurlijk ook vrienden los van school waar ik mee omga, bijvoorbeeld van de manege.”
Maar niet alle klasgenoten begrepen de bijzondere constructie, bekent ze. “Zij kenden mijn verhaal niet, dachten alleen maar ‘wow ze gaat nooit naar school, dat wil ik ook!’ Ik denk dan: als je het kunt onderbouwen en er is voldoende grond voor, staat de school ook voor jouw wensen open - een jongen in de vierde klas heeft nu een vergelijkbare regeling. Maar mensen willen het soms liever eerder bekritiseren dan zich erin te verdiepen. Onbegrip kom ik vaker tegen. Ook bij enkele docenten trouwens. Die vonden dat ik gewoon naar de lessen moest komen. Als ik dan eens een onvoldoende haalde - en dat komt natuurlijk voor - was het al snel van ‘zie je wel, het werkt niet’ Ergens snap ik het wel, natuurlijk vinden docenten hun eigen lessen belangrijk en onmisbaar, maar dat staat los van mijn ambities en kunnen.”
Nadelen
Want werken deed het wel! “Het is geen makkelijke weg geweest. Ik was het eerste ‘geval’ bij mij op school en we hebben allemaal erg moeten zoeken. Ikzelf ook hoor - ik moest wennen aan de vrije tijd en mezelf in het begin echt aansporen om op tijd te gaan studeren. Maar in de loop van de vierde klas had ik een ritme te pakken en wist ik was ik kon verwachten. En de meeste docenten hielden rekening met me. Zo kon ik buiten de lessen om altijd langskomen voor vragen.”
Waren er dan helemaal geen nadelen? Dana, glimlachend: “Nou, soms had ik net een hoofdstuk geleerd en dan stelde ik daar een vraag over op de klassenapp. Bleek dat in de les gezegd was dat we dat betreffende hoofdstuk níet hoefde te kennen. Dan vergaten ze dat tegen mij te zeggen. Dat was weleens vervelend, maar ja, dat gebeurt.”
Eindexamens
Inmiddels maakt Dana zich op voor haar eindexamens. Engels is al binnen - dat examen haalde ze vorig jaar.
Of ze er vertrouwen in heeft? “Ja hoor! Ik heb veel voorbereid, met hulp van mijn vriendin die me een jaar voorging. Als ik eenmaal begin met studeren, is er geen ruimte voor andere dingen in mijn hoofd en dan ga ik als een speer. Natuurkunde en scheikunde zijn de lastige vakken - ik snap de theorie vaak goed maar vindt het rekenmatige dan weer lastiger - maar ik haal wel voldoendes. Dus dat komt hopelijk goed.”
Ze heeft zich al ingeschreven bij het Erasmus University College. “Die opleiding is breed en de sfeer op campus sprak me meteen aan. Kleine groepen, veel bonding, er is ruimte voor allerlei buitenschoolse verdieping. Anonieme studies met grote tot de nok toe gevulde collegezalen spraken me niet aan.” Maar, zo stelt ze, de plekken op het EUC zijn beperkt en het aantal inschrijvingen overstijgt het aantal plekken elk jaar weer ruimschoots. “Er is dus een kleine kans dat ik word toegelaten. Ik heb me nergens anders ingeschreven, dus als dit hem niet wordt, wil ik samen met mijn vriendin naar Colombia. Stiekem heb ik daar ook ontzettend veel zin in, dus we zien het allemaal wel.”
In mei hoort Dana of ze wel of niet is toegelaten op het EUC. Dat is bepalend: gaat we wel of gaat ze niet naar Colombia?
“Als we gaan, boeken we een enkel ticket. We zien wel, je weet niet wat er op je pad verschijnt. Daar wil ik altijd voor open staan. Uiteindelijk gaat het erom iets goeds te doen en je eigen geluk te vinden. Of dat nu in een studie is of elders.”