Kritische vrienden van BOOR hebben een onderwijshart en ondersteunen BOOR vanuit hun specifieke deskundigheid. Regelmatig laten zij zich zien op de werkvloer of valt hun naam. Op vrijwillige basis adviseren zij de organisatie en houden een spiegel voor. In deze eerste aflevering introduceren wij oud-onderwijsinspecteur Theo Storimans.
Met veel plezier was Theo Storimans ruim dertig jaar onderwijsinspecteur in de Haagse binnenstad. ‘Schilderswijk, Transvaal, Laakkwartier. De mooiste plek die ik me kan bedenken. Een soort gettoachtig gebied. Ik ben er zelf geboren, heb er veel affiniteit mee. Inzetten voor kinderen van Turkse en Marokkaanse gastarbeiders dat vond ik het mooiste wat er is. Je kunt zoveel betekenen!’ Een lichte mijmering maakt zich van Storimans meester. Om snel weer over te gaan tot de orde van de dag. ‘BOOR uit het slop halen, dat lijkt daar wel wat op.’
Eilandjes
Als oud inspecteur is Storimans gepokt en gemazeld in het bekijken en beoordelen van de kwaliteit van het onderwijs in al zijn facetten. Hij is er de persoon niet naar om als wonderdokter te worden binnengehaald. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg lijkt zijn levenshouding. Op de achtergrond wil hij opereren. Dat is bovendien in lijn met zijn visie op onderwijs. Storimans: ‘De kinderen, daar gaat het mij om. In het onderwijs doe je het nooit alleen. Onderwijs maak je samen.’
Inmiddels loopt Storimans alweer enkele maanden rond bij BOOR. Hij heeft eerste gesprekken gevoerd met bovenschoolse directeuren en bestuurders, individuele schooldirecteuren en het team Kwaliteit, kennis en onderzoek. Zijn eerste indruk? ‘Voor zover ik dat nu al heb kunnen peilen, lijkt het alsof schooldirecteuren zich heel autonoom voelen. Alsof het bevoegd gezag moet zorgen voor de centen en zij het voor de rest wel zelf doen. Als die indruk juist is, zijn scholen een eilandje op zichzelf. Dat is vanuit het verleden wel verklaarbaar, maar kan dan niet zo doorgaan. Dat is een rem op de noodzakelijke samenwerking. Ik heb er nog onvoldoende kijk op, maar ook de bovenschoolse directeuren zouden in een gelijke positie kunnen verkeren. De manier om het onderwijs te verbeteren is om elkaar als partner te zien. De afstand tussen de verschillende gremia is te groot.’
Samenwerken
Op alle niveaus binnen het onderwijs is samen optrekken de pijler van het succes, benadrukt Storimans. ‘Net zo goed dat je medeleerlingen inzet om andere leerlingen te helpen op bepaalde gebieden waar iemand minder goed in is, moet dat ook op schoolniveau. BOOR zit in een situatie waarin zeker het een en ander valt te repareren. Er zijn te veel zwakke scholen; zij hebben ondersteuning nodig. Mijn idee is om daarbij de nadruk te leggen op scholen met een succesverhaal. Laat die scholen een voorbeeld zijn voor collega-scholen. Koppel scholen aan elkaar. Zorg voor uitwisseling tussen schoolleiders, intern begeleiders en leerkrachten. Ik heb al op een school gezien dat een leerkracht uit de onderbouw even betrokken is bij het wel en wee van groep 8 als andersom. Men gaat daar gezamenlijk op scholing. Dat is al heel anders dan wanneer een leerkracht zelf mag aangeven wat zijn scholingsbehoefte is zonder dat er een gemeenschappelijk belang is.’
‘Samen optrekken en leren van elkaar is pijler van succes’
Storimans schrikt van schoolleiders die zich niet aangesproken voelen door de slechte kwaliteit van sommige scholen binnen BOOR. ‘Je bent lid van een grote club. Je hebt een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Als het met jouw school goed gaat en met een andere school niet dan moet je je daarop aangesproken voelen. Het zijn dezelfde Rotterdamse kinderen.’
Focus te eenzijdig
De oud-inspecteur vreest voor een kennisachterstand bij directeuren als het gaat om kwaliteitszorg. Het bijhouden van gegevens over de cito eindtoets en de normen voor het leerlingvolgsysteem is belangrijk, maar niet zaligmakend. Het gevaar ligt op de loer dat binnen BOOR de focus te veel eenzijdig ligt op omhoog brengen van de citoscores en op scholen die onder de inspectienorm zijn gekomen. Storimans: ‘Ik heb nog geen gegevens gezien over sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen of hoe scholen participeren in buurt overleggen en hoe scholen in contact staan met andere scholen. Dat is net zo goed relevant om de kwaliteit van een school te beoordelen.’
Dat kan een teken aan de wand zijn. ‘Alleen kijken naar cijfers is te beperkt. Wordt binnen BOOR wel breed genoeg gekeken? Misschien zijn de gegevens wel voorhanden, maar niet in de overzichten opgenomen. Dan is de vraag of voldoende wordt gedaan met de gegevens die beschikbaar zijn.’ Juist om de kwaliteit te verbeteren is een totaalbeeld van elke school nodig. Storimans: ‘Om de kwaliteit van een school te verbeteren is het belangrijk in te zoemen op waar een school goed in is. Een school die slecht scoort op technisch lezen, kan op een ander gebied heel goed successen boeken. Het team functioneert bijvoorbeeld goed of de school speelt een leidende rol in de Brede Scholenaanpak. Kijk of diezelfde inzet op technisch lezen is toe te passen. De beste motor voor verbetering is intrinsieke motivatie en intrinsieke motivatie stimuleer je door positieve feedback. Dat geeft je het gevoel dat je ertoe doet.’